- Klikt U in te tekst op een naam, dan gaat U naar de bijbehorende genealogie - Een genealogie is alleen maar ter verklaring van bepaalde zaken, niet alle broers en zusters genoemd - Je zou eigenlijk van beneden naar boven moeten lezen, de personen die in de tekst voorkomen zijn gelinkt in een geel vlak - Opmerkingen en foto's zijn van harte welkom. Als iemand zijn/haar foto er niet op staat heb ik hem niet (rinsejhbrink@gmail.com) - Keer terug naar een vorige pagina met de back-toets van Uw browser - [... ... ...] = de bron van een foto
|
![]() |
Eelke Wiggers (1761) was bakker-boer in Ee bij Dokkum. Later werd hij ook burgemeester (maire). Na verloop van tijd werd hij hij boer op Unia state (ten oosten van de kerk in Ee, Omgong 7-8), een boerderij van zijn tweede vrouw
Eelkje Reinders (18A).
![]() |
![]() |
Unia state in 1974 (l) en 1965 (r) (Herma M. van den Berg. Dongeradelen, 312, 481 en 482)
Zij schonk in 1794 het orgel voor de kerk van Ee. Toen het orgel in 1923 verkocht werd en er een nieuw orgel moest komen leverde de familie Meindersma een ruime bijdrage.
Een jaar na het overlijden van Eelkje
Reinders in 1807 kreeg de kerk van Ee een legaat op grond van haar testament.
In de kerk staat nu nog de Meindersmabank uit 1775.
Eelke legde samen met een zoon van bovengenoemde Meindert Wiggers, ook Eelke (1777) geheten, de eerste steen van de pastorie te Ee. De stichtingssteen luidt:
de stam van Meindersma mogt beiden 't aanzien geven. Maak op den levensweg O Heer hunne paden regt en schenk dees kerk gemeente een u getrouwen knecht die haar bestendig sticht door voorbeeld leer en leven. 1834 |
Grietenijkaart Oostdongeradeel [Schotanus 1693-1718]
♦
Twee zoons van Eelke en zijn eerste vrouw, Douwe en Fetse Eelkes Meindersma, legden in 1796 de eerste steen van een boerderij aan de Tibsterwei 1-3 (vlak buiten Ee). Eelke werd daar boer. Unia state werd verpacht.
De 'Meindersma pleats' aan de
Tibsterwei 1-3 uit 1796 (Herma M. van den Berg. Dongeradelen, 315, 489, foto
1965).
De schuur is afgebrand en niet herbouwd
![]() |
|
vier laagen Douwe en Fetse Eelkes den eersten steen alhier |
Stichtingssteen in de voorgevel van het voorhuis Tibsterwei 1-3 uit 1796
(Herma M. van den Berg.
Dongeradelen, 315, 490, foto 1982)
Na het overlijden van Eelke in 1821
verkreeg zijn zoon Douwe Unia state. Hier verder niet over Douwe en zijn
nabestaanden.
Zijn broer Fetze kwam op de boerderij aan de Tibsterwei. Verder verwierf hij
bijna alle boerderijen in de buurtschap Groot Medhuizen. Sommige werden
afgebroken, andere herbouwd of gebouwd. In 1828 was hij daar gekomen op de
boerderij Mockama state naast de plaats waar vroeger de stins Mockama had
gestaan (Humaldawei 35).
♦
De eerste steen van twee boerderijen op het terrein van de vroegere Mockama state werden gelegd door een zoon van Fetze Eelkes, Pieter Fetzes Meindersma (1830).In 1841 samen met zijn broer Douwe Fetzes Meindersma (1834). Nu Humaldawei 39.
Douwe Fetzes Meindersma (1834) [Alberda
album, map3]
De tekst van de stichtingssteen luidt:
den 3 april 1841
werd door Pieter
en Douwe Fetzes Meindersma
de eerste steen gelegd.
De tijd vergrijst het licht verdwijnt
Ook dit verblijf valt eens in puin
Uw oog zie dus naar ̀s hemels kring
Bewoon dit huis als vreemdeling
Zijn broer overleed in 1900. Het bedrijf werd nog tot 1907 in stand gehouden, Maar toen werd er een boelgoed gehouden en kwam er een nieuwe boerderij, waarvan ook weer Pieter Fetzes Meindersma (1830) de eerste steen legde.:
De eerste steen gelegd
|
![]() |
Aanvankelijk was P.F. Meindersma (1830) molenaar-boer in Ee.
Later werd hij pachter van De Grote Keeg in Wierum.
![]() |
Ids Pieters Idsinga (1787) was boer op Rintjema (Rienkema) Petronella Idses Idsinga (1827), zijn dochter, werd geboren op Rintjema Bote Klazes Wynia (1750), de schoonvader van Ids. was boer op Oenama Pieter Fetzes Meindersma (1830), de zoon van Petronella, was boer op de Grote Keeg Ids Pieters Meindersma (1856), de zoon van Pieter, was boer op Heringa (Horama) Petronella Meindersma (1883), de dochter van Ids, werd geboren op Heringa (Horama) De drie families hadden bijelkaar genomen een enorm landbezit. |
Pieter F. Meindersma (1830) huwde Petronella Idses Idsinga (1827).
Pieter Fetzes Meindersma (1830) en Petronella Idses Idsinga (1827)
[Alberda album, map 1 en3]
Op het internet is de volgende omschrijving van een boerenbruiloft te vinden:
Na het jawoord en het ondertekenen van de aktes wordt de huwelijkspijp door de bruidzuster binnengebracht.
Dit is de zuster van de bruid.
Zij geeft de versierde kalken pijp aan de bruid en die geeft op haar beurt de pijp weer aan haar man.
Vervolgens houdt ze het brandend komfoor bij, zodat de vlam in de Heerenbaai komt.
Door dit symbool toont zij aan dat zij haar man gedienstig zal zijn.
Deze pijp draagt de bruidegom de gehele dag bij zich.
Na afloop komt de pijp in een kastje aan de wand te hangen.
Bovendien mocht de pijp niet breken, want dat was een slecht voorteken voor het huwelijk.
Meestal werd de bruidegompijp bij andere belangrijke gelegenheden weer te voorschijn gehaald.
Na het plechtige gedeelte is het de hoogste tijd om feest te vieren.
Maar eerst wordt het jonge bruidspaar veel geluk gewenst door familieleden en bekenden.
Zij bieden het paar geschenken aan, in de vorm van linnengoed, dat vroeger opgerold in de linnenkast bewaard werd.
De bruidegom kreeg van zijn ouders bij het linnengoed een doodshemd.
Dat was de gewoonte, de dood hoort bij het leven.
Omdat het bruidspaar eigenlijk “Boer en Boerin” worden, hoort bij de geschenken ook wat vee.
Een echte kraantjeskan wordt hen ook aangeboden.
Ondertussen gaat de brandewijn met rozijnen rond, een drank die vroeger nooit ontbrak en al weken van tevoren werd ingemaakt.
Ouderwetse muziek met bijpassende dansen worden door de Skotsploech gebracht.
Wanneer alle gasten aan de bruidstafel zitten en op het bruidspaar wachten, heerst er al een feestelijke stemming.
De bruid strooit eerst nog van alles naar de kinderen in haar buurt, bruidssuikertjes en lovertjes.
Dat wil zeggen dat zij afscheid neemt van haar jeugd.
En dan begint de maaltijd.
![]() |
|
P.F. Meindersma (1830) en P.I. Idsinga (1827)
gingen vermoedelijk rentenieren in het huis van de ouders van zijn vrouw
P.I. Idsinga (1827) in
Hantumhuizen (zie
Ids
Pieters Idsinga (1787)).
Zij werden in Hantumhuizen begraven.
Grafstenen op het kerkhof te
Hantumhuizen voor
P.F. Meindersma (1830) en P.I. Idsinga (1827)
Na het overlijden van Petronella Idses Idsinga in 1903 werd een taxatie gemaakt van de huisraad.
♦ Meer over een zoon van P.F. Meindersma (1830) en P.I. Idsinga (1827), Ids Pieters Meindersma (1856).
Een broer van I.P. Meindersma was Fetze Pieters Meindersma (1859). Deze huwde Wystke Kornelis Wobma (1866). Van hen is er een nota van de bruiloftskosten in 1889:
♦
Meer over de dochter van I.P. Meindersma (1856) en A.J. Botma (1857), Petronella Meindersma (1883).rsma's en de Botma's:
Er bestonden verschillende verbanden tussen de Meinde
Ids Pieters Meindersma (1856), gehuwd met Antje Jans Botma (1857)
Baukje Fetzes Meindersma (1894), gehuwd met Jan Jans Botma (1889)
Schoonmoeder van Fetze Pieters Meindersma (1859) was Baukje Engberts Botma (1840)