Tussen droom en daad

De Nederlandse Juristen-Vereniging 1870 - 1995

tussen_droom_en_daad-boek.jpg (7214 bytes) Uitgave: De Nederlandse Juristen-Vereniging

Uitgever: W.E.J. Tjeenk Willink

Plaats: Zwolle

Jaar: 1955

Auteurs: J.H.A Lokin, C.J.H Jansen

ISBN: 90-271-4201-7

NUGI: 691

Omslag: Bert Boshoff

tussen_droom_en_daad-oprichters.jpg (256320 bytes)
Het comité van oprichting van de NJV uit 1870 [foto: weekblad De Amsterdammer 11 juli 1915, Algemene Bibliotheek RU Utrecht]
tussen_droom_en_daad-de_vries.jpg (48006 bytes)
G. de Vries Azn. (1818-1900). Erelid 1889 [foto: Algemeen Rijksarchief, 's Gravenhage, archief D. van Eck, inv. no 9a]

Inhoud

Lijst van afkortingen, IX
Verantwoording, XI

Hoofdstuk I Lotgevallen van de NJV 1870-1995, 1

1. Oprichting, 1
2. Voortgang van de NJV  in haar eerste levensstadium, 7
3. Verandering na 1908, 10
4. Naar de Tweede Wereldoorlog, 16
5. De Tweede Wereldoorlog, 19
6. Jaren van wederopbouw, 21
7. Van onrust naar kalmte, 24

Hoofdstuk II Wetgeving, 31

1. Doelstelling der vereniging, 31
2. Algehele of gedeeltelijke herziening der wetboeken 32
3. Teleurstelling, 35
4. Te hoog gespannen verwachtingen, 36
5. Herziening van het straf- en strafprocesrecht, 37
6. Herziening van het burgerlijk procesrecht, 39
7. Herziening van het burgerlijk recht, 44
8. De loop der geschiedenis, 47
9. Conclusie, 49

Hoofdstuk III Personen- en familierecht: De civielrechtelijke emancipatie van de (gehuwde) vrouw, 51

1. Inleiding, 51
2. De ontbindbaarheid van het huwelijk, 5
3. De gemeenschap van goederen, 56
4. De handelingsbekwaamheid der gehuwde vrouw, 61
5. De lange weg, 65
6. Slotbeschouwing, 67

Hoofdstuk IV Zakenrecht: Zekerheidsrechten op roerende zaken, 75

1. Probleemstelling, 75
2. De pandakte, 75
3. De bezitter/houder als rechthebbende op het roerend goed, 77
4. Doorbraak vanuit Nederlands-Indië, 79
5. De eigendomsoverdracht tot zekerheid, 81
6. Het verbod van zekerheidsoverdracht in het ontwerp-Meijers, 84
7. Slotsom, 86

Hoofdstuk V Verbintenissenrecht: Ingrijpen van de wetgever in de cotractsvrijheid, 89

1. Inleiding, 89
2. Van 1870 tot het interbellum, 90
3. Het interbellum, 98
4. Na de Tweede Wereldoorlog, 102
5. Samenvatting, 107

Hoofdstuk VI Burgerlijk Procesrecht en Rechterlijke organisatie: De kantonrechter en de alleenrechtspraak in eerste instantie, 113

1. Inleiding: de kantonrechter, 113
2. De kantonrechter als volwaardig rechter, 114
3. Unus iudex, 115
4. De vereenvoudiging van het strafgeding, 117
5. De civielrechtelijke competentie, 120
6. Bezuinigingen124
7. De ondergang van de kantonrechter, 128
8. Conclusie, 131

Hoofdstuk VII Handelsrecht: De integratie van het hgandelsrechtin het burgerlijk recht, 133

1. Inleiding, 133
2. Preliminaire discussies, 133
3. De preadviezen van 1883, 137
4. Het standpunt van Hartogh, 138
5. De visie van Molengraaff, 141
6. De discussie van 1883, 145
7. Verder verloop, 146
8. Conclusie, 149

Hoofdstuk VIII Publiekrecht: De verhouding van de wet tot de andere rechtsbronnen, 153

1. Inleiding, 153
2. Wet, rechtsbewustzijn en gewoonte in de eerste decennia van onze eeuw, 155
3. Wet en rechter in de eerste decennia van deze eeuw, 161
4. Wet en verdrag in de jaren dertig, 164
5. Wet (wetgever) en rechtspraak (rechter) 'revisited', 166
6. Conclusie, 175

Hoofdstuk IX Strafrecht: De invloed van het 'moderne' denken op de strafrechtspleging, 177

1. Inleiding, 177
2. De moderne richting, 178
3. De voorwaardelijke veroordeling, 182
4. De mogelijkheid tot differentiatie bij straftoewijzing en strafuitvoering, 185
5. Geldboete en herstel van geleden nadeel, 192
6. Het rechtsbewustzijn en de gemeenschapsgedachte in het strafrecht, 197
7. Conclusie, 203

Hoofdstuk X Juridische opleiding, 209

1. Inleiding, 209
2. Praktische vaardigheden in de studie, 211
3. De plaats van het Romeise recht, 218
4. Specialsatie en 'ontbrekende' vakken, 222
5. Conclusie, 226

Hoofdstuk XI Slotbeschouwing, 229

Bijlagen, 239

Het Comité van Oprichting van de NJV, 239
Voorzitters van de NJV, 240
Secretarissen van de NJV, 242
Ereleden van de NJV, 243
Adjunct-secretarissen van de NJV, 243
Bestuursleden van de NJV, 244
Plaats van bijeenkomst van de NJV, 248
Handelingen van de NJV, 249
Register op de Handelingen van de NJV, 269

Verantwoording

Het voor u liggende boek is ontstaan als gevolg van een opdracht van het Bestuur der Nederlandse Juristen-Vereniging. Het Bestuur wilde het 125-jarig bestaan van de vereniging luister bijzetten met de uitgave van een gedenkboek. Het achtte zo'n boek des te meer op zijn plaats, aangezien bij de andere gelegenheden tot herdenking, met name bij het eeuwfeest, geen bijzondere aandacht is besteed aan de geschiedenis van de vereniging. Aan de auteurs werd geheel en al de vrije hand gelaten, zij het dan dat in ieder geval de voornaamste lotgevallen van de vereniging dienden te worden beschreven. Zulk een grote vrijheid moge enerzijds aantrekkelijk zijn, anderzijds heeft zij ondergetekenden veel hoofdbrekens gekost. Welke keuze diende te worden gemaakt uit een boekenkast vol papier? Hoe diende de draad zonder de hulp van Ariadne te worden afgewikkeld in het doolhof van onderwerpen? Hoe wilde men voorkomen dat men in feite de volledige geschiedenis schreef van het gehele Nederlandse recht van de afgelopen 125 jaar?
Na rijp beraad is besloten tot de volgende gedragslijn. Wij hebben ons een dubbele beperking opgelegd, waaraan een zekere willekeur niet kan worden ontzegd. Allereerst is het recht in verschillende grote gebieden verdeeld, strafrecht, publiekrecht, handelsrecht, burgerlijk procesrecht en burgerlijk recht, welk laatste gebied wegens zijn uitgebreidheid en zijn belang weer is onderverdeeld in personen- en familierecht, zakenrecht en verbintenissenrecht. Vervolgens hebben wij als tweede beperking op al deze terreinen één thema ter beschrijving uitgekozen. Twee algemene onderwerpen zijn daaraan toegevoegd die in de geschiedenis van de NJV een grote rol hebben gespeeld: allereerst de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een herziening der wetboeken en in de tweede plaats het juridische onderwijs aan de universiteiten. Bij de beschrijving van de aldus gekozen onderwerpen hebben wij een verdere beperking in acht genomen, die overigens voor de hand ligt maar die hier toch benadrukt wordt. Elk thema wordt besproken voorzover en in de mate waarin de NJV zich ermee heeft beziggehouden. Dus ook hier geen uitputtende behandeling van bijvoorbeeld de civielrechtelijke emancipatie der (gehuwde) vrouw - het thema van personen- en familierecht - maar een min of meer analytisch verslag van de bemoeienissen van de NJV met het onderwerp. De frequentie van deze bemoeienissen en het belang der preadviezen hebben de keuze van de thema's mede beïnvloed, maar uiteindelijk heeft de persoonlijke voorkeur de doorslag gegeven. Ons streven is erop gericht geweest de hoofdstukken als evenzovele eenheden te presenteren. Ieder hoofdstuk laat zich dus zelfstandig lezen. Aan het slot van elk hoofdstuk is het behandelde thema steeds aan de doelstelling der vereniging getoetst, dat wil zeggen dat er steeds is onderzocht of en in hoeverre de voorstellen der vereniging in wettelijke maatregelen zijn omgezet. Tussen de hoofdstukken zijn vijf fotografische en geschreven portretten opgenomen van de initiatiefnemer en de vier ereleden die de vereniging heeft gekend.
Ten overvloede vermelden wij nog dat de recente preadviezen minder uitvoerig worden besproken dan die uit de eerste periode van het bestaan der NJV. De reden daarvan ligt voor de hand. Een gedenkboek concentreert zich nu eenmaal op het verleden en naarmate de afstand tot het heden korter is, is het moeilijker het modieuze van het blijvende te onderscheiden. Evenwichtige reflectie vereist een zekere tijdsduur.
Door strikt de hand te houden aan bovenvermelde zelfopgelegde beperkingen en door de hulp van Lia Scheffer, die het manuscript steeds geduldig uit- en overtikte, was het ons mogelijk dit boek in de tijd die ons gegeven was tot stand te brengen. Veel is dus ongezegd en onbesproken gebleven. Dat moge enerzijds betreurd worden, anderzijds stelt het gerust. In deze opzet is in de toekomst gemakkelijk een tiental gelijksoortige gedenkboeken over andere onderwerpen samen te stellen. En alle thema's daarin zullen zonder twijfel even 'actueel' zijn als de in dit boek behandelde.
Bij de beschrijving van de lotgevallen der NJV zijn wij gehinderd door het ontbreken van een archief. Uit de Handelingen der vereniging blijkt overduidelijk dat zo'n archief en zelfs een eigen bibliotheek moeten hebben bestaan, maar wij hebben het niet kunnen opsporen, noch kunnen achterhalen of, en zo ja wanneer, het verloren is gegaan. Hopelijk zal de vrees dat het kort na het verschijnen van dit boek alsnog opduikt ongegrond blijken te zijn.
Het boek heeft als titel 'Tussen droom en daad', naar de beroemde dichtregels van Willem Elsschot: 'want tusschen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren'. De titel heeft betrekking op de doelstelling van de NJV wetswijzigingen tot stand te brengen en duidt op de kloof die er dikwijls gaapte tussen verwachting en verwezenlijking. Er stonden immers steeds (verouderde) wetten en praktische bezwaren in de weg. Ondanks of wellicht dankzij de moeite die de vereniging zich heeft getroost haar doel te bereiken heeft de NJV haar bestaansrecht bewezen, zoals uit de Handelingen blijkt. Deze Handelingen bergen een schat aan juridische kennis, scherpzinnigheid en algemene eruditie in zich, die naar onze mening nog maar nauwelijks is ontdekt. Vele onderwerpen en vooral vele argumenten en betogen hebben hun waarde behouden tot de dag van vandaag. Wij hopen dan ook dat dit boek ertoe bijdraagt dat de Handelingen voor de belangstellende jurist toegankelijker worden.
Het doorlezen van met name de oude Handelingen en het samenstellen van de hoofdstukken hebben ons veel arbeidsvreugde verschaft. Het is te hopen dat de leden van de Nederlandse Juristen-Vereniging aan het lezen van dit boek evenveel plezier zullen beleven als de schrijvers hebben gehad aan het schrijven ervan.
tussen_droom_en_daad- van_oven.jpg (50952 bytes)
J.C. van Oven (1881-1963) en zijn kleinzoon J.C. van Oven, Erelid 1962 [foto: privé-bezit dr C. van Oven]
tussen_droom_en_daad-pinto.jpg (39716 bytes)
A.A. de Pinto (1828-1907). Erelid 1902 [foto: Iconografisch Bureau, 'sGravenhage]

Slotbeschouwing

Aan het einde van onze onderzoekingen gekomen willen wij in het kort enkele van onze bevindingen neerschrijven, die wij al lezende hebben opgedaan. Daarbij concentreren wij ons op de verschillen die ons zijn opgevallen in de Handelingen van vroeger en nu. In het besef dat 'vroeger en nu' wel een heel vaag criterium is, hebben wij de 125 jaren die de vereniging telt grofweg in drie tijdvakken onderscheiden, waarvan de Eerste Wereldoorlog en de jaren zestig de caesuren vormen. De algemene opmerkingen die wij hier maken betreffen niet de maatschappelijke verschuivingen - daarvoor raadplege men het eerste hoofdstuk, dat handelt over de lotgevallen der vereniging - ook niet in de eerste plaats de verschillen in de keuze van de onderwerpen - vele onderwerpen keren meer dan eens terug - maar vooral die in de stijl van de betogen en de wijze van argumenteren. Dadelijk willen wij de lezer waarschuwen dat wij de opgemerkte verschillen slechts in generaliserende bewoordingen en in grote lijnen kunnen weergeven. Op elke bewering is wel een uitzondering te vinden.
In de jeugd van de vereniging kwam alles aan op de overtuigingskracht van het betoog. Dat moest naar inhoud en vorm goed in elkaar zitten. De argumenten die zich daaruit als het ware naar voren drongen, moesten op eigen kracht overtuigen. Dus geen noten waarin medestanders werden aangehaald bij wie men steun zocht of tegenstanders die men moest bestrijden. Neen, het betoog sprak vanzelf. Meestal was het kort, begon het met een dogmatische omschrijving van het vraagstuk voorzover dat niet uit de voorgelegde vraag duidelijk was geworden en ging het dadelijk over tot een overzicht van de geschiedenis van het onderwerp. Daardoor wist ook de niet ingewijde lezer waar hij stond en werd hij in staat gesteld om als het ware mee te denken. De strakheid van het betoog verhinderde niet dat het werd opgesierd met staaltjes van eruditie, die het geheel aangenaam leesbaar maakten. Integendeel, de eruditie had een functie en droeg aan de overtuigingskracht bij. Gedichten, citaten uit de bellettrie, (meestal historische) anekdotes, Latijnse en Griekse schoolwijsheid, zij hadden alle hun plaats in het preadvies of in de interventies ter vergadering en lokten onmiddellijk een even elegante reactie uit. De rechtspraak vervulde in dit alles een ondergeschikte rol. Het was de periode waarin de NJV tot tweemaal toe stemde voor afschaffing van de cassatierechtspraak, het laatst in 1909. Natuurlijk werd het gezag van een uitspraak van de Hoge Raad erkend, maar voornamelijk omdat er aan de geschillen een einde moest komen - lites finiri oportet - niet omdat zij de waarheid zou bevatten, want 'de waarheid erkent geen gezag boven zich'. Die waarheid haalde men uit het betoog zelf, uit de historie en met name uit het Romeinse recht zoals dat door de Duitse pandektisten werd beoefend. Men stond in grote mate onder invloed van de Duitse rechtswetenschap, zowel op handels- en civiel- als op strafrechtelijk gebied. Strafrecht, handelsrecht en burgerlijk recht zijn namelijk de gebieden waarop de onderwerpen uit deze periode bijna uitsluitend betrekking hebben.
De kring van schrijvende juristen, waaruit de preadviseurs gekozen werden, was betrekkelijk klein. Het is in deze periode niet ongebruikelijk, dat sommigen drie of zelfs vier keer werden aangezocht om de vergadering voor te lichten. Ook aarzelde het NJV-bestuur niet talentvolle jongeren uit te nodigen: Molengraaff, Simons en M.Th. Goudsmit waren resp. 25, 28 en 29, toen zij hun eerste preadvies voor de NJV schreven. Zulke jeugdige preadviseurs treft men na de Eerste Wereldoorlog niet meer aan. Het valt voorts op, dat 's-Gravenhage in deze periode het centrum van juridisch Nederland vormde. De gezichtsbepalende juristen in de NJV waren voor het overgrote deel afkomstig uit Leids-Haagse kringen.
In het tweede tijdvak is de invloed van Duitsland niet verdwenen maar wel sterk verminderd. De pandektistiek was immers met de komst van het BGB in 1900 begraven maar de geest ervan waarde nog lange tijd rond. De afgenomen invloed van de Duitse pandektistiek bracht met zich mee dat men minder snel een beroep deed op het Romeinse recht ter ondersteuning van een stelling of een argument. De rechtsbeoefening werd Nederlandser, de rechtswetenschap nationaler. Onderwerpen uit het Nederlandse publieke recht dienden zich in toenemende mate aan. Door het toestaan van de 'vrije' rechtsvinding veranderden de nationale wetboeken van functie; de rechter vulde sneller aan wat volgens hem ontbrak of gebrekkig was. Het toelaten van de fiduciaire eigendomsoverdracht is in dit verband tekenend, kenmerkender nog dan de 'verruiming' van de onrechtmatige daad in 1919. Zoals in het proefschrift van G.E. van Maanen is aangetoond, keerde men met Lindenbaum-Cohen gedeeltelijk terug tot wat er in de vorige eeuw al geweest was. In de bierbrouwerijarresten van 1929 echter ging de rechter als het ware tegenover de wetgever staan. De arresten zijn kenmerkend voor de gewijzigde rol en het vergrote belang van de rechtspraak. In de preadviezen van de NJV vervangt het beroep op de uitspraken van de rechter dan ook meer en meer dat op de rechtsgeschiedenis of op de rechtswetenschap. Uit de Handelingen valt tevens af te lezen, dat het vertrouwen in het parlement als mede-wetgever onder veel juristen niet groot was. Dit is een des te schrijnender constatering, omdat de NJV zich tot doel had gesteld de wetgever voor te lichten en in haar moeilijke taak bij te staan. De rechter werd kennelijk beter in staat geacht de gemeenschapsgedachte te vertolken dan de wetgever, terwijl de zorg voor het algemeen belang toch bij uitstek een taak is van de instantie die regels geeft en niet van het gremium dat geschillen oplost.
De stijl van betogen is minder literair en minder bloemrijk; toch doet die soberheid van de vorm niet af aan de helderheid van de inhoud. De meeste juristen zijn nog generalisten, die dan wel niet elk onderdeel van het recht in detail mogen beheersen, maar toch het hele spectrum van het recht kunnen overzien. Iedere jurist is dogmatisch goed geschoold en kan daardoor ook op gebieden waarop hij niet dadelijk thuis is, zijn medejurist verstaan. Het notenapparaat groeit in omvang zonder de tekst te overvleugelen. Er wordt meer gebruik gemaakt van statistische gegevens, maar de statistiek heeft steeds een ondergeschikte rol en dient ter ondersteuning van het betoog. Minder dan in de eerste periode, maar toch nog frequent gaat men ter vergadering spontaan met elkaar in debat.
In de laatste periode verandert de aard en de vorm der preadviezen aanzienlijk. Er wordt steeds minder een vraag voorgelegd (Is het wenselijk of noodzakelijk dat ... etc.), maar veeleer een breed thema aan de orde gesteld (De plaats van de rechterlijke macht in de Nederlandse samenleving). Dat heeft alles te maken met de verregaande specialisatie die zich heeft voorgedaan. Ook al vanwege de juristengenootschappen die zich op deelgebieden van het recht hebben toegelegd - de Vereniging voor Administratief Recht, de Vereeniging Handelsrecht, de Vereniging voor Europees recht, voor Zeerecht, voor Verzekeringswetenschap, etc. - is het moeilijker voor de NJV onderwerpen te bedenken die niet al op de agenda van een der bijzondere verenigingen hebben geprijkt. Wat dit betreft verkeert de NJV in dezelfde positie als het R.M. Themis, dat als oudste juridische tijdschrift zijn generalistische credo niet wil verloochenen. Om uit deze moeilijkheid te geraken neemt de NJV nogal eens haar toevlucht tot onderwerpen over beginselen, mensenrechten, grondslagen, kortom tot brede algemeen maatschappelijk getinte vraagstukken. Wèl is men daardoor en natuurlijk door de invloed van de Europese Unie weer meer internationaal georiënteerd dan in de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog. De rechtsvergelijking heeft daardoor aan belang gewonnen en deze treft men in de betogen in toenemende mate aan.
De stijl van betogen heeft ongetwijfeld invloed ondergaan van die der zogenaamde mens- of maatschappijwetenschappen. De consistentie van het betoog heeft eronder geleden. Het dogmatisch argument heeft aan zeggingskracht ingeboet voornamelijk om twee redenen. Allereerst staat in vele betogen de rechtspraak centraal. De Hoge Raad vertegenwoordigt het leergezag in juridisch Nederland. Dit gezag staat zo langzamerhand aan dat van de wetgever gelijk. De uitspraken van het hoogste rechtscollege geven aan wat geldend recht is en bevatten 'dus' de waarheid. Zij worden al dan niet met instemming becommentarieerd alsof het evenzovele wetsvoorstellen zijn. Geen preadvies stelt het tegenwoordig zonder uitvoerige bespreking van de jurisprudentie. De casuïstiek, die nu eenmaal aan de rechtspraak eigen is, heeft een zekere verbrokkeling in de betogen en preadviezen bewerkstelligd. Wanneer in de oude literatuur een uitspraak van de rechter in strijd was met het door een schrijver betoogde, dan was het niet ongewoon dat de auteur zonder nadere motivering in een noot stelde: Anders Hoge Raad. Zo'n opmerking treft men tegenwoordig niet snel meer aan.
Een tweede reden is gelegen in de opmars van wat wij maar noemen de sociologische benadering. De overtuigingskracht wordt, zo lijkt het soms, niet langer gehaald uit het recht zelf, maar uit de uitkomst van allerlei hulpwetenschappen. Het nieuwe en ondefinieerbare woord 'beleid' doet zijn intrede in de preadviezen. Soms worden puntsgewijs gedachten, voorstellen en adviezen naar voren gebracht, die alle evenzovele brokstukken van betogen zijn, maar een groter kader missen. Soms ook zijn de preadviezen verworden tot zwaar wetenschappelijke verhandelingen met indrukwekkende notenapparaten. De gemeenschappelijke algemene ontwikkeling der juristen is goeddeels verdwenen; geen gedichten of citaten meer, een voorbeeld uit de geschiedenis wordt zelden nog aangehaald, het Latijn is dood en begraven. De spontaniteit ter vergadering is dikwijls zoek; de vergadering is een eerbiedwaardig ritueel geworden met vooraf op schrift gestelde interventies. De adviezen hebben veel weg van deskundigenrapporten en zijn daardoor wellicht knapper, zeker saaier geworden.
Ten overvloede zij gezegd dat natuurlijk de gestage uitbreiding van het aantal juristen in het oog moet worden gehouden. De NJV van de eerste periode bestond uit een klein groepje juristen dat elkaar uit verschillenden hoofde kende en dezelfde opleiding had genoten. De idee van een herensociëteit dringt zich dan onwillekeurig op. De bijeenkomsten van de NJV hebben al snel het nevendoel gehad een band te smeden tussen de in Nederland werkzame juristen en dat doel hebben zij lang gehouden. Zij kweekten een zeker 'esprit de corps'. Toch is deze taak onder de laatste generatie juristen naar de achtergrond gedrongen. De verregaande specialisatie van de rechtenstudie, de concurrerende verenigingen van juridische specialisten, het grote aantal juristen en hun om het maar zo te zeggen pluralistische achtergrond en opleiding hebben gemaakt dat het lidmaatschap van de NJV voor vele juristen geen vanzelfsprekende zaak meer is. Kon J.C. van Oven als minister van Justitie in 1956 de NJV nog trots betitelen als de enige vereniging in ons land die representatief was voor de hele Nederlandse juridische wereld, thans is het moeilijker zo'n uitspraak te doen, hoewel de overkoepelende status van de NJV niet is aangetast.
Heeft de NJV haar hoofddoelstelling bereikt? Ja en nee. Door de vaak uitstekende preadviezen heeft zij veelvuldig bijgedragen aan het vormen van een gemeenschappelijke overtuiging over actuele en ingewikkelde juridische kwesties. Toch heeft zij niet vaak het genoegen mogen smaken, dat de door haar gewenste hervormingen ook hun beslag kregen in de wetgeving. Ontegenzeggelijk waren er successen. Vele ervan zijn aan de orde gekomen. Toch overheerste keer op keer het gevoelen dat de wetgever te weinig rekening hield met de opvattingen die in de boezem van de vereniging leefden.
Wie de Handelingen van de NJV doorbladert, bemerkt dat hij rondwaart in de voorraadschuren van het Nederlandse juridische gedachtengoed. Er is bijna geen fundamenteel onderwerp te bedenken, of de NJV heeft erover gepreadviseerd. De gebezigde argumenten overstijgen vaak de waan van de dag. Zonder moeite kunnen zij dienst doen in hedendaagse discussies. De waarde van de Handelingen wordt - zo hebben wij enigszins tot onze verbazing bemerkt - niet altijd voldoende onderkend. Een schat aan informatie, die aan het oog wordt onttrokken door de grauwe kaftjes waarop de Handelingen al 125 jaar patent hebben, ligt voor de toekomstige onderzoeker voor het oprapen.
Dient zich een nieuwe periode aan? In de preadviezen van de NJV is daarvan nog niet veel te merken. In de rechtspraktijk zal de specialisatie nog wel doorgaan, maar als wij ons niet vergissen, is in de gedachten over de juridische opleiding een langzame kentering bespeurbaar. Er is een toenemende aandacht voor de zogenaamde lange lijnen, al te grote versnippering tracht men tegen te gaan, de jurist is zich meer bewust van het feit dat hij in een traditie staat. De internationale ontwikkelingen doen de noodzaak inzien van een juridische scholing die de breedte (rechtsvergelijking) noch de diepte (rechtsgeschiedenis) schuwt. Uiteindelijk kunnen wij echter niet meer dan vermoedens uitspreken, die evenals de slotopmerkingen uit dit hoofdstuk van algemene aard zijn. Van één ding echter zijn wij zeker. Hoe de toekomstige ontwikkeling ook zal verlopen, de Nederlandse Juristen-Vereniging zal haar niet alleen op de voet volgen, maar haar dikwijls, zoals zij in het verleden heeft gedaan, in de juiste richting sturen.
tussen_droom_en_daad-levy.jpg (43643 bytes)
J.A. Levy (1838-1920). Erelid 1914 [portret door Hart Nibbrig. Foto: Iconografisch Bureau, 's Gravenhage]
tussen_droom_en_daad-van_hamel.jpg (57388 bytes)
G.A. van Hamel (1842-1917), initiatiefnemer tot de NJV. [portret door Hart Nibbrig. Foto: Universiteitsmuseum De Agnietenkapel, Amsterdam]

Achterflaptekst

Dit boek is geschreven als gedenkboek ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan der Nederlandse Juristen-Vereniging. Het bestaat  uit tien hoofdstukken, die zo zijn gecomponeerd dat zij zich als afzonderlijke opstellen laten lezen.

Uit de verschillende rechtsgebieden is een thema gekozen, dat telkens in zijn 125-jarige ontwikkeling wordt beschreven voor zo ver de NJV zich daarmee heeft beziggehouden. Zo is er een opstel over de moderne richting in het strafrecht, over de kantonrechter, over de inbreuk op de contractsvrijheid, over het rechtenonderwijs, over de integratie van het handels- en het burgerlijk recht, enz. Het boek richt zich niet uitsluitend tot de leden der NJV, maar tot iedere belangstellende jurist.

De thematische en panoramische wijze van behandeling maken de hoofdstukken tevens geschikt voor het onderwijs.

tussen_droom_en_daad-akte.jpg (101129 bytes)
Extract uit het Koninklijk Besluit 7 november 1908, no 52, inhoudende de erkenning van de NJV door de goedkeuring van haar statuten [foto: Algemeen Rijksarchief, 's Gravenhage]

 

 

 

 

 


 

Ga naar  Hoofdmenu Hogere  van Rechtsgeschiedenis RuG

Deze pagina is een poging de feitelijke toestand weer te geven,
zoals die de maker, R.J.H. Brink,
op bovenstaande
( ... ) genoemde moment bekend was

Aanvullingen en/of suggesties aanbevolen: rjhbrink@hotmail.com

 
Geschiedenis
RuG
Faculteit
Wat doen we?
GOM
Subseciva
Samenwerking Medewerkers
Byzantijnse bibliografie
Studs Tentamen
Caroussel
Adagia
Vakken Strikt wetenschappelijk