1
De eed die de Zwitserse zgn. 'Urkantons' Uri, Schwyz en Unterwalden
op 1 augustus 1291 zwoeren, was gericht tegen:
a De
Italiaanse stadsstaten
b de paus
c de keizers
van het Heilige Roomse Rijk
d hun
'buurman' Rudolf van Habsburg
2
Het Zwitserse eedgenootschap was vóór 1798 een:
a
eenheidsstaat
b
conglomeraat van door verdragen aan elkaar verbonden streken en steden
c bondsstaat
d statenbond
3
Het jaar 1648 is voor Zwitserland een belangrijk jaar, omdat het
Eedgenootschap in dat jaar:
a
volkenrechtelijk erkend werd
b een
eenheidsstaat werd
c Bern als
hoofdstad kreegd.
d Ticino
(Tessin) en Locarno verwierf
4
De literator Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) was door geboorte
staatsburger van de stad Genčve. Dit staatsburgerschap verloor hij op een gegeven moment,
omdat hij:
a zich in
Frankrijk had gevestigd
b naar het
Franse Ferney was gegaan om een toneelstuk te zien
c
rooms-katholiek was geworden
d 'Du
contrat social' had geschreven
5
Welke vrijheid verwerft een individu volgens Rousseau, wanneer het
zich aansluit bij het 'maatschappelijk verdrag'?
a de
natuurlijke vrijheid
b de
absolute vrijheid
c de
vrijheid om een testament te maken
d de
burgerlijke vrijheid
6
Het enige recht waaraan de burgers van een staat volgens Rousseau
gebonden waren was:
a het
natuurrecht
b het
gewoonterecht
c het recht
dat steunde op een door de meerderheid van hen aangenomen wet
d het recht
dat hen van hogerhand door een overheid was opgelegd
7
Zwitserland werd als in 1798 als Helvetische Republiek een
eenheidsstaat. Daaraan kwam een eind in:
a 1800
b 1803
c 1815
d 1848
8
Het eerste Zwitserse kanton dat een geheel eigen en niet op
bestaande wetboeken geënte civielrechtelijke codificatie kreeg, was:
a Bern
b Schwyz
c Aargau
d Zürich
9
De civielrechtelijke codificatie die in 1855 in het kanton Zürich
van kracht werd is sterk beďnvloed door:
a de leer
van de Historische School
b de leer
van de school van het natuurrecht
c de leer
van de Usus Modernus Pandectarum
d de leer
van de Freirechtschule
10
De noodzaak te komen tot één civielrechtelijke codificatie voor
heel Zwitserland in de negentiende eeuw is vooral geďnspireerd door:
a politieke
motieven
b de
behoefte aan militaire eenheid
c
economische motieven
d de afkeer
van het internationaal privaatrecht
11
De 'volonté générale' van Jean Jacques Rousseau wordt bepaald
door:
a de
minderheid van de uitgebrachte stemmen
b de
unanimiteit van de uitgebrachte stemmen
c de
meerderheid van de uitgebrachte stemmen
d de stem
van de voorzitter van de vergadering
12
Het eerste onderdeel van het privaatrecht waarop een voor heel
Zwitserland geldende codificatie tot stand kwam was:
a het
verbintenissenrecht
b het
personen- en familierecht
c het
zakenrecht
d het
bewijsrecht
13
De codificator van het Zwitserse burgerlijke wetboek van 1912 was:
a Walter
Munzinger
b Eugen
Huber
c Friedrich
L. Keller
d Johann C.
Bluntschli
14
Wat onderscheidt het ZGB, het Zwitserse burgerlijk wetboek van 1912,
van alle andere burgerlijke wetboeken in West- en Midden-Europa?
a Dat dit
Zwitserse burgerlijk wetboek als enige gebaseerd is op het natuurrecht
b Dat dit
Zwitserse burgerlijk wetboek als enige gebaseerd is op de leer van de pandektisten
c Dat dit
Zwitserse burgerlijk wetboek als enige de rechter de mogelijkheid geeft eventueel zelf een
rechtsregel te formuleren als ware hij wetgever
d Dat dit
Zwitserse burgerlijk wetboek als enige de rechter de mogelijkheid geeft de opgenomen
regels te veranderen als dat zo uitkomt
15
De zogenaamde 'Bruderkrieg' (ca. 1865) was een oorlog van:
a Pruisen
tegen Oostenrijk
b Pruisen
met Oostenrijk tegen Denemarken
c De
rooms-katholieke Zwitserse kantons tegen de protestantse
d Pruisen
tegen Frankrijk
16
Het burgerlijk wetboek van Turkije
staat in de gemeen- Europese traditie, omdat dit wetboek gebaseerd in op dat van:
a
Duitsland
b
Oostenrijk
c
Zwitserland
d
Italië
Ga naar
van
Rechtsgeschiedenis RuG
Deze pagina is een poging de
feitelijke toestand weer te geven,
zoals die de maker, R.J.H. Brink,
op bovenstaande ( ... )
genoemde moment bekend was