Eerdere Volgende

 

Nulli res sua servit
(niemand heeft een erfdienstbaarheid op zijn eigen erf)

Berolini

Prota - Zakenrecht

§ 60

Verdere kenmerken der erfdienstbaarheden

Uit de omschrijving van een erfdienstbaarheid kan men al opmaken dat er steeds twee verschillende erven in het spel zijn, hetgeen juridisch betekent dat er twee verschillende eigenaren moeten zijn. Een erfdienstbaarheid op eigen erf is rechtens niet mogelijk: Nulli res sua servit, ofwel letterlijk: het eigen erf dient aan niemand:

 

D. 8, 2, 26 Paulus libro quinto decimo ad Sabinum: In re communi nemo dominorum iure servitutis neque facere quicquam invito altero potest neque prohibere, quo minus alter faciat: nulli enim res sua servit. Bij een gemeenschappelijke zaak kan niemand van de mede-eigenaren krachtens een recht van erfdienstbaarheid tegen de wil van de ander iets doen, of verhinderen dat de ander iets doet: eigen zaak strekt niemand tot dienstbaarheid.

Vereist is voorts nut ofwel utilitas. Daarmee wordt bedoeld dat het dienende erf het heersende erf ten nutte komt. Het gaat daarbij dus in de eerste plaats om het erf dat nut heeft van het dienend erf en niet zozeer om de toevallige eigenaar. Zo zegt Paulus:

D. 8, 1, 8 pr. Paulus libro quinto decimo ad Plautium: Ut pomum decerpere liceat et ut spatiari et ut cenare in alieno possimus, servitus imponi non potest. Geen servituut kan worden gevestigd met de strekking dat het vrij staat een appeltje te plukken en dat wij op andermans grond kunnen wandelen of een maaltijd kunnen houden.

Vervolgens verlangt men nabuurschap ofwel vicinitas. De beide erven dienen in elkaars buurt te liggen, hoewel zij niet aan elkaar hoeven te grenzen;[1] bovendien moet de uitoefening van de erfdienstbaarheid op de voor het dienende erf minst bezwarende wijze geschieden,[2] dus steeds in zoverre zij nodig is voor de behoeften van het heersend erf. Beide vereisten worden door Neratius gesteld:

D. 8, 3, 5, 1 Ulpianus libro septimo decimo ad edictum: Neratius libris ex Plautio ait nec haustum nec appulsum pecoris nec cretae eximendae calcisque coquendae ius posse in alieno esse, nisi fundum vicinum habeat: et hoc Proculum et Atilicinum existimasse ait. sed ipse dicit, ut maxime calcis coquendae et cretae eximendae servitus constitui possit, non ultra posse, quam quatenus ad eum ipsum fundum opus sit ... Neratius zegt in zijn commentaar op het werk van Plautius dat aan een ander geen recht kan toekomen water te putten of vee te drenken of krijt af te graven of kalk te branden, tenzij die ander een stuk grond in de buurt heeft. Dat is de mening van Proculus en Atilicinus, zegt hij; maar zelf zegt hij dat een erfdienstbaarheid van kalkbranden en krijtgraven zeer wel gevestigd kan worden, maar dat de uitoefening dan niet verder reikt dan nodig is voor het erf zelf.

Tenslotte moet de erfdienstbaarheid een blijvende oorzaak, causa perpetua, hebben, hetgeen betekent dat zij niet door haar eigen uitoefening onmogelijk mag worden. Zo zou het aftappen van water uit een stilstaande vijver spoedig onmogelijk worden, doordat de vijver droog zou vallen. Een waterafvoer die het water uit huis loost is geen recht van goot, wel die welke het hemelwater opvangt; de laatste heeft een blijvende oorzaak. Paulus:

D. 8, 2, 28 Paulus libro quinto decimo ad Sabinum: Foramen in imo pariete conclavis vel triclinii, quod esset proluendi pavimenti causa, id neque flumen esse neque tempore adquiri placuit. hoc ita verum est, si in eum locum nihil ex caelo aquae veniat (neque enim perpetuam causam habet quod manu fit): at quod ex caelo cadit, etsi non adsidue fit, ex naturali tamen causa fit et ideo perpetuo fieri existimatur. omnes autem servitutes praediorum perpetuas causas habere debent, et ideo neque ex lacu neque ex stagno concedi aquae ductus potest. stillicidii quoque immitendi naturalis et perpetua causa esse debet. Men is het erover eens dat een opening aan de onderkant van de muur van een slaap- of eetkamer die dient om de vloer schoon te spoelen, geen recht van goot vormt en niet door verjaring verkregen kan worden. Deze regel geldt alleen, indien op die plaats geen regenwater valt; en wel omdat wat door mensenhand tot stand komt geen blijvende oorzaak heeft. Wat daarentegen uit de hemel valt, ook al geschiedt dit niet aan één stuk door, geschiedt toch uit een natuurlijke oorzaak en wordt daarom geacht blijvend te geschieden. Alle landelijke erfdienstbaarheden nu moeten blijvende oorzaken hebben en daarom kan een recht van waterleiding uit een vijver of een poel niet worden toegestaan. Ook het recht regenwater af te voeren moet dus een natuurlijke en blijvende oorzaak hebben.

 

bulletcausa perpetua: blijvende oorzaak
bulletnulli res sua servit: niemand heeft een erfdienstbaarheid op zijn eigen erf
bulletutilitas: nut
bulletvicinitas: nabuurschap

 

Voetnoten

[1]: Dit vereiste komt in het huidige BW niet meer voor.

[2]: Vgl. art. 5:74 BW.

 

 

 

 

 


 

Ga naar  Hoofdmenu Hogere  van Rechtsgeschiedenis RuG

Deze pagina is een poging de feitelijke toestand weer te geven,
zoals die de maker, R.J.H. Brink,
op bovenstaande
( ... ) genoemde moment bekend was

Aanvullingen en/of suggesties aanbevolen: rjhbrink@hotmail.com

 
Geschiedenis
RuG
Faculteit
Wat doen we?
GOM
Subseciva
Samenwerking Medewerkers
Byzantijnse bibliografie
Studs Tentamen
Caroussel
Adagia
Vakken Strikt wetenschappelijk